Een hartritmestoornis is een verstoring van het hartritme. Dit kan veel oorzaken hebben. Het betreft een verzamelnaam van cardiale aandoeningen.
Bij het opnemen van de polsslag verkrijgt de arts veel informatie over de hartfunctie.
Tijdens het maken van een elektrocardiogram (ecg) wordt de elektrische activiteit van de hartspier geregistreerd. De ionenverschuivingen ontstaan door de hartspiercellen die samentrekken onder invloed van natrium-, kalium- en calciumionen.
Bij een bradycardie (trage hartslag) zakt de hartslag tot soms ver onder de 60 slagen/minuut. Dit geeft allerlei klachten, zoals kortademigheid. De oorzaken van een bradycardie kunnen zeer verschillend zijn.
Boezemfibrilleren (atriumfibrilleren) komt veel voor bij ouderen. Het is een stoornis in de prikkelgeleiding van de hartboezems (atria), waardoor de pols snel, langzaam en/of onregelmatig wordt.
Kenmerkend bij atriumflutter zijn de snelle, onregelmatige samentrekkingen van de atria (boezems). Op het ecg is deze hartritmestoornis zichtbaar in de vorm van een reeks zaagtanden. Atriumflutter en atriumfibrillatie zijn nauw verwant aan elkaar.
Er zijn veel hartmedicijnen om atriumfibrilleren te behandelen. Zeer belangrijk zijn de anticoagulantia om het risico op een beroerte door stolselvorming (embolie) te minimaliseren.
Bij een boezemtachycardie is de hartslag regelmatig maat wel zeer snel, soms wel tot 150 slagen per minuut.
Kamerritmestoornissen ontstaan in de hartkamers (ventrikels). Dat kunnen extrasystolen (overslagen), tachycardieën (snel hartritme) of fibrillaties zijn. In principe zijn kamerstoornissen levensbedreigend.
Met tal van onderzoeken kan de cardioloog de kwaliteit van het hart bepalen, ofwel de hartfunctie. Voorbeelden daarvan zijn het ecg, echocardiografie, bloedonderzoek en de inspanningstest (fietstest).